Toeristje spelen - Reisverslag uit Yaoundé, Kameroen van Hermen Visser - WaarBenJij.nu Toeristje spelen - Reisverslag uit Yaoundé, Kameroen van Hermen Visser - WaarBenJij.nu

Toeristje spelen

Door: Hermen

Blijf op de hoogte en volg Hermen

04 April 2009 | Kameroen, Yaoundé

Vakantie Extreem Noord

Terwijl in de rest van de wereld de kredietcrisis in alle hevigheid voortwoedt, waarbij zelfs de oliestaten niet worden ontzien en er een G20 top wordt gehouden (wat dat precies is, wordt mij niet duidelijk in het Frans) speelde ik toerist in Extreme Nord, Kameroen. Lana, haar vader Okke en zijn vrouw Mey (niet Lana’s moeder), Augustin, Zacharria (onze chauffeur) en ik bevolkten een week een grote Mitsibushi Pajero, het door Augustin tot in de puntjes geregelde reisschema volgend.

Rhumsiki, 29 maart.
Vanmorgen vertrokken we met niet eens zo heel veel vertraging naar Rhumsiki, het geboortedorp van Augustin en Zacharria. Vanaf Maroua reden we over een wonderbaarlijk goede asfaltweg (met desalniettemin veel overstekende ezels, koeien, schapen, geiten en kinderen, waardoor het nog niet opschoot) naar Mokolo in de Mandara Mountains. Mokolo wordt in mijn Bradt Travel Guide de “hoofdstad” van het Mafa bergvolk genoemd, maar ik zag weinig verschil met andere dorpen: willekeurig verspreidde traditionele hutjes met rieten daken, slecht afgewerkte, betonnen huizen en om cadeaus zeurende kinderen. Buiten het dorp hield al snel de asfaltweg op en de laatste 45 km ging over een zandpad vol gaten en bulten. De weg slingerde zich door een dor, droog landschap dat met de kilometer vreemder werd. Aan de horizon werden de bergen steeds grilliger en stapels gigantische, zwarte rotsblokken leken steeds meer op het punt van instorten te staan. Kleine hutjes waren er op wonderbaarlijke wijze tussen geplant. De bergen rond Rhumsiki zijn de resten van oeroude vulkanen. Al het zachter gesteente aan de buitenzijde is in de loop der (miljoenen) jaren door erosie verdwenen. Hierdoor zijn de kernen van harder materiaal overgebleven. De veelal zuilvormige bergen zouden in latex miniatuurversie niet misstaan in de etalage van de Jumbo aan de Nieuwe Rijn te Leiden. Echt hoog zijn de bergen overigens niet, aangezien ze voor de helft in een diep uitgesleten vallei staan.
In Rhumsiki werden we ondergebracht in een bijzonder luxueus hotel, “La Maison de l’Amite”. De kamers zijn voorzien van airconditioning en een eigen badkamer met toilet. Het restaurant levert westers voedsel voor westerse prijzen en beschikte over een souvenirshop. Augustin moet in de veronderstelling verkeren dat Europeanen de Europese standaard verwachten, overal waar zij komen, een aanname die een onprettige uitwerking op het totaalbudget heeft. Geef mij maar een plekje op de grond in het hutje van zijn ouders en voer mij het lokale voedsel. Aldus enigszins bezwaard en mij in de rol van de verwende toerist gedwongen voelend, voegde ik mij bij de rest van het gezelschap voor een wandeling in het dorp. De wandeling werd begeleidt door, Charles, een gids uit het dorp, die in bijzonder monotoon Engels bijzonder saai vertelde over bijzonder interessante dingen over het dorp en de geschiedenis ervan. Hoewel Rhumsiki tegenwoordig veel moslims en christenen herbergt, is het dorp animistisch van oorsprong en zijn de meeste inwoners dat nog steeds. Tijdens de wandeling werd het mij duidelijk waarom men er hier animistische ideeën op nahoudt. Rhumsiki is namelijk een bizar dorp. Naast het buitenaardse landschap (dat ook wel doet denken aan een koraalrif) waarin het gelegen is, staat het er vol met surrealistische planten als baobab, kaktussen en bomen waarvan ik de naam niet weet (ik schaam mij diep als bioloog). Wanneer je lang in zo’n omgeving woont, ga je op den duur overal geesten in zien en wordt de sprookjeswereld om je heen steeds fantastischer. Onze tocht leidde langs slingerende paadjes en door een traditioneel huis (het gezeur van de kinderen als begeleidde ons als een horzels een kudde koeien). Ik moet zeggen dat ik niet geheel zonder gene mijn maat zesenveertig sandalen de privé vertrekken van de verschillende vrouwen zette. “Here sleeps the wives”. Niet verwonderlijk waren de getergde blikken van de bewoners die ze ons toewierpen toen we hun privé-leven kwamen bezichtigen. Nee, dan kun je beter de Laven in de Efteling bezoeken, die zitten tenminste achter glas. De wandeling leidde ons bergafwaarts naar de “feticheur”, een stokoude man die het antwoord op alle vragen uit de bewegingen van een krab afleidt. Van tevoren had ik de vraag “houdt u ook van krabsalade?” bedacht, maar ter plaatse leek het mij niet gepast. Aangezien niemand een vraag voor hem had, was zijn inleidende ritueel voor niets. Dat ritueel bestond uit het gieten van een plasje water (ik denk om het aangenaam te maken voor de krab) in een pot, waarna de man steentjes in een cirkel in het zand stak. Deze is om jullie welkom te heten, deze is voor Europa, deze is voor het dorp, deze is voor de oudste van het gezelschap, deze voor de jongste (hij dacht onterecht dat Lana jonger was dan ik). Via de pottenbakkerij en de traditionele weverij (op het digitale scherm van mijn high-tech camera kijkend zei ik: “dat ze zo iets ingewikkelds kunnen verzinnen”) keerden we weer bij het hotel terug. Daar was een traditionele dans voor ons geregeld. Toen ik vier stoeltjes naast elkaar zag staan op het parkeerterrein van het hotel, voelde ik mij andermaal opgelaten. Na een ferme slok bier nam ik plaats en aanschouwde de opvoering van verschillende rituele dansen. Voor het welkom heten, voor de oorlog, voor het trouwen, etc. Het was niet de heftige Afrikaanse dans die ik me had voorgesteld, maar een ingetogen, schuifelend bewegen en beurtelings de schouders ophalen. Lang niet onaardig. Bij de laatste dans werd me gevraagd om mee te dansen. Zoals u wel weet is de Nederlandse Hermen geneigd situaties waarbij hij zich en publiek voor schut zet (zoals dansen in een discotheek) te vermeiden, maar tot mijn eigen verbazing stond ik al snel met een zwaard en schild in mijn handen en een hoedje met veren op mijn hoofd en een pijlenkoker op mijn rug mee te schuifelen. Dit tot vermaak van de dorpsbewoners. Toen Lana zich bij ons voegde werd het helemaal een dolle boel.

Rhumsiki, 30 maart
De dag begon met een bergwandeling in de omgeving van het dorp. Normaalgesproken begint een bergwandeling met klimmen en eindigt met dalen. Vandaag was het andersom. Zoals gezegd, zijn veel van de bergen gelegen in een diep uitgesleten dal. Door zo’n dal ging onze wandeling, eerst afdalen naar het souterrain, daarna weer omhoog klimmen naar begane grond. Beneden passeerden we illegaal de Nigeriaanse grens. Dit klinkt spannender dan het in werkelijkheid is. We staken een denkbeeldige lijn tussen twee bergen over en liepen een paar honderd meter aan langs een droge rivierbedding. Daarna keerden we terug op Kameroenees grondgebied. Een groot nadeel van een omgekeerde bergwandeling is dat je geen “de-wereld-ligt-aan-mijn-voeten-ervaring” hebt, waarna je verlicht terugkeert in de wereld der stervelingen, maar dat je na een “dieper-kan-ik-niet-zakken-ervaring” uitgeput in de wereld der levenden terugkeert. Geen Zaratustra, of JC uit Nazareth die van de berg komt en de mensen levenswijsheden bijbrengt, maar laatstgenoemde, of Lazarus uit het graf komend (of Odysseus uit de Hades). Boven wachtten ons het warme onthaal van de op cadeaus beluste kinderen. Aan de intonatie van mijn “Oprotten!” moeten ze de betekenis ervan wel hebben kunnen afleiden. Die boodschap is universeel. In een dergelijke staat betrad ik de wekelijkse markt van Rhumsiki. Ik was niet in de stemming en het uitbundige kleurenpalet deed mij pijn aan de ogen. Mijn bezittingen veilig uit de handen van ons volgende jochies houden was voldoende om mij bezig te houden. Bij aankomst bij het hotel, bleek dat een oase van rust. In de schaduw van het terras kocht ik bier voor de mensen die daar zaten. We praatten over het dorp en ik vertelde dat ik mij niet lekker voelde in de rol van toerist en dat ik van mening was dat je ergens een tijdje moet wonen om het te leren kennen. Men was het uiteraard met mij eens. Verder kocht ik wat souvenirs, moet daar toch een keer mee beginnen.
Het avondprogramma bestond uit het bezoeken van een traditionele bruiloft. Trouwen kunnen de mensen in Rhumsiki een paar maanden in het jaar op zondag. Het toeval wilde, of Augustin, dat wij precies in die periode op zondag in Rhumsiki waren. Augustin had zich na de ochtendwandeling uit de voeten gemaakt en zich niet meer laten zien. Dus gingen we met Charles, de gids, op pad. Hij had allerlei verklaringen waarom Augustin er niet was, maar hij wist het duidelijk ook niet, een beetje zielig voor hem. Omdat we te vroeg waren, maakten we een omweg en wachtten we op het plein waar de plechtigheid zou plaatsvinden. Langzaamaan begon het terrein vol te druppelen met mensen die allerlei zaken meebrachten op het hoofd, stoelen, tafels, eten, drinken, het was een gezellige boel en het werd steeds leuker. Na verloop van enige tijd, het wachten was door de bedrijvigheid lang niet onaangenaam, kwam er een stoet mensen aan die schuifelend dansten op het ritme van trommels. De stoet bewoog zich naar een met takken afgezette cirkel op het plein. Charles nodigde ons uit om mee te gaan en in de cirkel te gaan zitten, zodat ik foto’s zou kunnen maken. Omdat Lana en haar familie niet de indruk maakten gehoor te willen geven, ging ik alleen met Charles mee. Natuurlijk voelde ik me weer ongemakkelijk en erg blank, ik ga normaal gesproken niet naar bruiloften van mensen die ik niet ken. Omdat ik niet wist wat de bedoeling was, schudde ik de bruidegom de hand en lichtte mijn daarbij mijn petje op. Daarna nam ik plaats op een bankje, eerste rang. Naast mij zat een zwaar beschonken jongeman uit Nigeria met een fluorescerend wegwerkerjasje die bijzonder veel interesse had in mijn camera en mij de hele tijd vragen stelde erover. Charles vertelde me dat het gewoonlijk was dat je een biertje koopt voor 1000 CFA, waarvan er 500 naar het bruidspaar gaan. Ik kocht twee warme biertjes. Het geld werd opgehaald en de biertjes gebracht door een waarachtige idioot die zwaar gedrogeerd uit zijn ogen keek en heen en weer stuiterde door de cirkel. Af en toe ging hij voor mensen staan en trok dan zijn wijde broek naar buiten (bij de zijkant beet pakken en dan de armen naar buiten bewegen). Omdat ik geld had gegeven aan het bruidspaar werd mijn naam omgeroepen en voorzien van lovende woorden. Even later voegde Lana zich bij me en kregen we twee witte plastic tuinstoelen aangeboden (op een ervan stond “God is Great”). Het dansen zelf stelde niet zoveel voor. Wellicht dat het geoefende antropologenoog wijs kan worden uit de opeenvolging van schuifeldansen, de mijne niet. Na verloop van tijd nodigde Charles me uit om mee te dansen. Andermaal, maar minder, overtrof mijzelf en ging mee. Op de “dansvloer” troffen we Augustin aan, minder dronken dan verwacht, hij was bij zijn ouders geweest. We dansten op eentonige muziek van trommels en een antieke elektrische gitaar. Ondanks het feit dat iedereen zich die middag had bezopen met bili bili (bier van sorghum gemaakt), kwam het feest niet echt los. Ik voelde mij niet helemaal lekker met mijn fototoestel om mijn nek, mijn portemonnee en telefoon op zak, we zijn vroeg gaan eten. Maar tijdens het eten begon het te kriebelen, ik was al in maanden niet naar een dansfeest geweest, ik had zin om te drinken en te dansen. Samen met Augustin, mijn spullen liet ik achter in het hotel, ging ik terug naar het feest, een koud biertje voor onderweg, om helemaal los te gaan. Het dansen was andermaal niet echt de moeite waard en ik werd constant aangegaapt door drie rijen kinderen, of lastig gevallen door mensen die bier van me wilden, of gewoon geld. Later kwam Augustin met een tien centimeter dikke stapel Nigeriaans geld naar me toe en gebaarde me mee te komen. Midden in de cirkel was een zijl neergelegd, waarop een teil was neergezet. Op het zijl zat de bruidegom geknield. Wij gooiden, al dansend, geld op hem en in de teil. Om hem heen waren mensen die het geld dat naast de teil viel opraapten en in de teil stopten. In mijn perceptie een vernederende aangelegenheid en niet echt gezellig, want toen ik een biljet gaf aan een kind, werden alle kinderen hardhandig weggeslagen met een stok. Echter, mijn naam was gevestigd. De volgende morgen kwamen verschillende mensen, die ik niet herkende, praten over het dansen en afscheid van me nemen.

Mandara Mountains, Waza, 31 maart.
In de morgen vertrokken we uit Rhumsiki naar Waza. We namen de toeristische route, een weg die Mokolo met Mora verbindt. De weg, eigenlijk een onaanzienlijk bergpaadje, loopt door de Mandara Mountains, een bergketen van zo’n 150 km ten westen van Maroua. In de bergwanden zijn terrassen uitgehakt die in het natte seizoen dienst doen bij het telen van maïs en andere landbouwproducten. In het natte seizoen zullen de bergen wel even groen als onbegaanbaar zijn, vandaag was het een dorre bedoening. Overal op de berghelling zijn hutjes gebouwd. De rieten daken zijn hoger en puntiger dan ik eerder gezien heb, je zou er een kabouter onder kunnen denken.
We kwamen laat in de middag aan in Waza. Het was vreemd, om ons geliefde dorp en kampement te laten zien aan buitenstaanders (vergelijkbaar met het bezoeken van je school met je ouders, je ziet alles met andere ogen). Zodoende viel het me opeens op hoe gek het is om op de grond te eten met je handen. En ook het park was anders. Met doorgewinterde Afrika reizigers in de auto die eerder vertelden over een met gnoes en zebra’s volgepropte savanne in de Massai Mara en de leeuwzekerheid van Kruger, ziet Waza er opeens bijzonder leeg uit. Maar als je hier iets ziet, dan hoef je tenminste niet in een file van auto’s te staan, zoals in bovengenoemde parken het geval is, en de toegangsprijs is een tiende. Toen we terugkwamen van onze middagsafari, wachtte Dirk ons op in het kampement. Dirk is klaar met zijn veldwerk en toert op een schakelbromfiets door noord Kameroen. Hij kwam ons een dagje vergezellen. De middagsafari ging naar Talabal en terug. Op de heuvel bij Talabal bekeken we vanaf het dak van de auto, met een koude 33 (biertje) in de hand naar de spectaculaire zonsondergang (die bij trouwe lezers reeds bekend is) en de bijzonder fraaie avifauna aldaar.

1 april, Oudjilla.
Vanmorgen zwaaiden we Dirk uit. Hij vertrok met zijn brommertje richting Lake Chad. Zelf gingen we weer naar Maroua, het blanke deel van het reisgenootschap dacht rechtstreeks, het autochtone deel beschikte anders. In Mora sloegen we onaangekondigd rechtsaf naar het westen. Na navraag bleken we naar Oudjilla te gaan, waar een chefferie met wereldfaam gevestigd is. De weg, die hier en daar meer op een rivierbedding leek, voerde langs diepe afgronden en indrukwekkende vergezichten naar het palijs van de chef de village. In de schaduw van een rieten dak op ijzeren palen zat een enorme man op een laag stoeltje. Aan zijn voeten zaten een groepje jonge mannen te kaarten. Augustin stelde ons voor aan de chef die 49 vrouwen en 112 kinderen heeft. We schudden hem de hand, voor de dames lichtte hij beleefd zijn hoedje op. Daarna maakten we een tour door het palijs, een ondergronds stelsel van hutjes, silo’s, keukens, gangetjes en grotten die het hele zooitje herbergt. We zagen een heilige stier in een pikdonkere stal, de graftombe van de overleden vader van de chef (naast de tombe was een bed waar een zeker iemand op moest slapen om over de dode te waken), een bidkamer (hierin stonden potten die zeven overleden chefs representeerden, de grootte ervan stond voor de door de eeuwen toenemende potentie), de vrouwenvleugel (iedere vrouw een hut voor zichzelf, een voor haar kinderen, een silo voor de sorghum en een keuken), die van de mannen (daar naar op weg raakte ik verdwaald) en uiteindelijk de top van een berg met een panoramisch uitzicht over het land van de chef. Onze gids was een zoon van de chef. Aangezien ik zijn tolk was, werd ons van de antropologische schat slechts het topje van de sluier opgelicht. Veel belangrijke details en hoofdlijnen zijn tijdens ons bliksembezoek volledig aan ons voorbijgegaan (ik zou het beheer van de chefferie willen aanraden overal informatieve bordjes te plaatsen, in het Frans, Engels, Duits, Japans, Chinees, Nederlands, etc), maar interessant was het zeker.

2 April, Tourou.
De trip van vandaag sloeg eigenlijk nergens op. We reden twee uur de Mandara Mountains in en sloegen iets voor Rhumsiki af naar het oosten om naar Tourou te gaan. Door het inefficiënte reisschema hoef ik over de tocht niet uit te weiden. In Tourou was een markt bezig. De markt zou gecopy-past uit Rhumsiki, of ieder ander willekeurig Kameroenees dorp, kunnen zijn. Wat Tourou anders maakt, is dat alle vrouwen een kalebas op hun hoofd en piercings in neus, bovenlip en kin droegen. De kalebassen hebben wel wat weg van de Franse helmen uit de Eerste Wereldoorlog, maar ik denk dat deze ogenschijnlijke gelijkenis eerder van botanische, dan wel productietechnische oorsprong is dan dat er sprake is van een historisch verband. Deze vreemde hoofddeksels zijn dan ook geen bescherming van het hoofd tegen rondvliegende kogels en granaatscherven, maar etaleren de huwelijkse staat van de vrouwen. Waar de piercings voor dienen, is mij onduidelijk gebleven. Ook al was het een boeiend verschijnsel, op vrouwen met kalebassen op hun hoofd raak je binnen een uur wel uitgekeken (net als op de Laven in de Efteling). Op de weg terug voelde ik mij in toenemende mate onpasselijk, zeg maar gerust misselijk, worden. In Maroua verliet vannacht mijn schamele maaginhoud, de orale weg kiezend, mijn zwetend lichaam.

3 April, Maga.
Vandaag vertrokken wij naar Maga, ten oosten van Maroua, aan de grens met Tsjaad. We verbleven in hotel Safari Danay, een oase van Europese luxe in de “middle of nowere”, die ik na afgelopen nacht bijzonder kon waarderen. Het hotel staat op een groot, omheind stuk grond waar een gazellen en kroonkraanvogels vrij rondscharrelen. Er is een eendenvijver, een kooi met een ongelooflijk zielig baby patas aapje, een met een Afrikaanse visarend, drie paarden, drie dromedarissen, een tennisbaan, een schoon zwembad (zonder bladeren, algen en dode vleermuizen), een tafeltennistafel en het meest belangrijkste: er is een fantastische keuken. Lunch en diner bestonden respectievelijk uit drie en vier gangen, om je vingers bij op te eten! Onze hut had naast een stille airconditioning warm water (wat we niet nodig hadden). Al was het hotel hetgeen ik het meest gewaardeerd heb, waren we in Maga voor het enorme stuwmeer waar het aan ligt. Met een klein bootje (pirogue) gingen we het meer op. We voeren twee rondjes om een groep nijlpaarden, om vervolgens door te steken naar een vissersdorpje op een van rieten matten gemaakt eilandje. Na daar de vredige vrijdagmiddagrust te hebben verstoord met onze zoomlenzen, keerden we terug naar het hotel.

4 April, Pous.
De volgende morgen reden we naar Pous, een klein dorpje aan de grens met Tsjaad. Ik wilde dolgraag, bilharzia riskerend, de rivier oversteken zodat ik zou kunnen zeggen: “ik ben in Tsjaad geweest”. Echter, na herhaaldelijk afraden van zowel chauffeur als Augustin, als Lana plus ouders, zag ik er van af. De bezienswaardigheid in Pous bestond uit vier fraai beschilderde hutten die met muren verbonden waren. (punt, dat was het) Terug naar Maroua, waar we toerist speelden op de markt en ik de verkopers grijze haren heb bezorgd met afdingtechnieken die ze waarschijnlijk niet achter een Nasara hadden gezocht en ik een traditioneel kostuum voor me heb laten maken.

  • 19 April 2009 - 12:54

    Claasje:

    Hermen Visser! Goed te horen dat je het naar je zin hebt! Er staat al een paar weken een kaart voor jou op mijn kamer te verstoffen! Ik zal zorgen dat die snel je kant op komt! Veel plezier nog! x

  • 19 April 2009 - 14:13

    Gerard Van Dijk:

    Hallo hee, wat een grote verhalen, ik heb de tijd want ik lig in het zie kenhuis maar ga het toch later een keer helemaal lezen, misschien een idee om een boek te schrijven :), dat leest gemakkelijker dan van een scherm, je hebt in ieder geval geen saaie tijd gehad, dat is zeker, groeten

  • 20 April 2009 - 14:52

    Jonne:

    De foto's illustreren je verhaal zo leuk...
    Apart gezicht, die dames met kalabassen op hun hoofd, zeg.

    Ma is hier 4 dagen geweest. Nu is ze net weer terug in NL.

    Liefs en houd je taai!

  • 21 April 2009 - 09:50

    Ma Visser:

    Wat een belevenissen weer,leuk met die foto's erbij zo. Ik hoef niet te vragen of je het naar je zin hebt.Ben naar Jonne's verjaardag geweest in Zweden [gevlogen]. Hoop je gauw te bellen. Groetjes, Ma.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Kameroen, Yaoundé

Kameroen I

Recente Reisverslagen:

11 Juni 2009

Artikel in de Mare

28 Mei 2009

Ik ben weer thuis

18 Mei 2009

Goodbye Waza

07 Mei 2009

Op naar de laatste veldwerksessie

23 April 2009

Sex drugs and Ndombole
Hermen

Blog op studereninleiden.nl: http://www.studereninleiden.nl/blog/Hermen/ 2e prijs fotowedstrijd Studie in beeld: http://www.studenten.leidenuniv.nl/nieuws/stoere-vrouwen-blijven-het-goed-doen.html Artikel in de Mare: http://www.mareonline.nl/artikel/0809/33/0701/ Bij NCRV Cappuccino: http://cml.leiden.edu/news/visser-cappuccino-leeuwen.html

Actief sinds 16 Jan. 2009
Verslag gelezen: 277
Totaal aantal bezoekers 101238

Voorgaande reizen:

01 Maart 2010 - 15 Mei 2010

Kameroen II

31 Januari 2009 - 27 Mei 2009

Kameroen I

Landen bezocht: